Wat ik leerde van trimzwemmen

In de zomer houd ik mijn conditie op peil door trimzwemmen in een openluchtzwembad. Onder leiding van een trainer doen we oefeningen met een groep. Nou ja, dit jaar niet, maar daar gaat het nu niet om. Tijdens deze lessen deed ik een inzicht op dat ik graag met je wil delen.

Ik ging zwemmen voor de conditie. Een duidelijk doel. En leuk ook, in een groep. Maar ik ging soms toch mokkend naar huis, omdat ik het idee had dat ik niet tot mijn recht kwam. Wat gebeurde er?

Met een beetje schaamte moet ik erkennen dat ik me competitie ging gedragen tijdens de training. Het sluipt er als het ware in. Ik let (teveel) op de anderen en houd scherp in de gaten hoe hard ze gaan. Stiekem ben ik teleurgesteld als blijkt dat iemand echt beter is. Verontwaardiging maakt zich van mij meester als ik zie dat sommigen de kantjes ervan af lopen. Daar heb ik zo’n hekel aan! En als vrouw let ik ‘natuurlijk’ op het figuur van de andere zwemsters en op hun badkleding.

Terwijl ik me met anderen bezig houd, vermindert mijn concentratie op mijn eigen prestatie en mijn eigen doel. Het kost moeite om mijzelf ‘bij de les’ te houden. Helemaal als ik me zelfs laat leiden door die gevoelens van competitie: dan ga ik mijn best doen net zo hard als die ander te zwemmen, of ik ga de oefeningen overdreven perfect en compleet uitvoeren, zodat ‘de meester’ ziet dat ik er in ieder geval niet de kantjes van af loop. Vreselijk, eigenlijk.

Het resultaat van zo’n training is dat ik ontevreden ben over mijn prestaties, zelfs als ik toch harder bleek te kunnen zwemmen. Of ik ben lichtelijk teleurgesteld dat niemand heeft gezien hoe goed ik de opdrachten uitvoerde. Wat ging er mis? Ik verloor mijn eigen doel uit het oog.

Ik ging me meten aan anderen, en me er zelfs door laten leiden. Ik liet me beïnvloeden door een ingebeelde competitie, en koppelde dat voor het gemak ook aan de door mij bedachte inzet van de anderen. Ik liet me compleet meegaan in mijn eigen onderbuikgevoelens (die vaak worden gevoed door onzekerheden). Mezelf meten aan anderen – op welk gebied dan ook – maakte mij niet sterker. Zelfs niet als ik ‘won’ in deze ingebeelde competitie. Mijn gevoelens naar anderen werden hierdoor eerder vijandig dan vriendelijk, wat niet bevorderlijk is voor de goede contacten.

Net als in het zwembad, zitten de deelnemers van de politiek er voor zichzelf – of in ieder geval hun partijbelang. Achter dat belang zit een maatschappijvisie, met daar in doelen die in deze periode nagestreefd worden. De eigen politieke agenda. Als het goed is heb je zelf óók een politieke agenda met doelen die je wilt nastreven, net als de persoonlijk reden waarom je bijvoorbeeld zwemtrainingen volgt. De agenda van anderen is niet de jouwe, al komen soms zaken overeen en kun je tot vruchtbare samenwerking komen. Maar dan moet je de beweegredenen van de ander wel kennen, en weten waarom hij of zij – om maar in de metafoor te blijven - snel zwemt, of juist ogenschijnlijk de kantjes eraf loopt.

Als ik mij tijdens het zwemmen focus op mijn eigen doel, dan gebruik ik de aanwijzingen en het programma van de trainer om mijn eigen beste resultaat te halen, niet de prestaties van anderen. Anderen worden medestanders, die mij kunnen helpen. Hé, dat is een inzicht! Dat kun je toepassen in de gemeenteraad.

Vervang de zwemles door gemeenteraad, dan zie je het beeld van die politieke arena ontstaan. De plek waar je vanuit je eigen doel je vragen kunt stellen om jouw punt onder de aandacht te brengen. Daarmee zet je andere deelnemers op het spoor om in jouw agenda (jouw focus) mee te denken. Net als in het zwembad worden de vragen die je stelt aan de zwemtrainer worden soms beantwoord door een medezwemmer, en dat kan weer leiden tot een gezamenlijk optrekken om het trainingsdoel te bereiken.